Na korte of langere tijd ervaren de jongere het plezier en het gevoel van voldoening aan deelname van deze activiteiten. De jongere leren de waarde te schatten van een structuur (ritme) en het ontdekken van grenzen (regels). De jongere voelen een grotere eigenwaarde in het werken en het “klaren van een klus” en ziet dat een verbeterde fysieke toestand zijn zelfvertrouwen verhoogt. Tegelijk bouwen de jongere op deze wijze een gezond dag/nachtritme op en komen weer in het cadans van het schoolritme of in het ritme van het arbeidsproces.
Voorbeelden van dergelijke arbeid activiteiten in het Ervarend Leren Programma zijn bv autowassen, fietsen onderhouden, tuinieren, dieren verzorgen, houthakken/zagen, metselen, timmeren, verven, schoonmaken, keukenwerk, koken, paarden of andere dieren verzorgen enz.
In het bewoners staf overleg (BSO) wat 1 keer per week plaats vindt komt de jongere individueel aan bod wanneer de jongere zijn/haar afgelopen week moeten bespreken met hun eigen inbreng, vragen,kritiek e.d. Dit is het moment waarop de gedragtherapeutische en de psychodynamische methodiek van confrontatie met eigen aandeel in gedrag gecombineerd wordt met begrip voor en koppeling naar achterliggende problematiek.
Het DOEL van de samenbundeling van alle bovenstaande middelen is in de eerste fase van het Ervarend Leren Programma omkrijgen van de jongere. Hier wordt bedoeld dat de jongere de overstap kan gaan maken van het lustprincipe naar het realiteitsprincipe of anders gezegd de overgang van het primair naar het secundair proces. Om de “omslag”te doen stabiliseren, generaliseren en zo mogelijk te laten inslijpen tot internaliseren is de training van sociale vaardigheden enorm belangrijk waarbij de jongere individueel bezien kan worden vanuit de visie van het meervoudig risico model.
Om de verandering bij de jongere grond en houvast te geven is het van belang dat er begeleiding wordt gegeven aan het systeem om de functie van de gedrag- en emotionele problematiek van de jongere en het systeem wordt ontmaskerd en bewerkt wordt, terwijl ervan uit de psychodynamiek aandacht bestaat voor de achterliggende onbewuste conflicten en deze waar mogelijk( meestal op ego -versterkende wijze) bewerkt worden.
Het systeem is een belangrijk onderdeel van de jongere zijn identificatie en wordt verplicht om in het Ervarend Leren Programma van de jongere deel te nemen tijdens gezins Ervarend Leren Programmaen van 1 tot 2 weken en minimaal 2 keer gedurende het gehele Ervarend Leren Programma van de jongere. Het systeem van herkomst is in het Ervarend Leren Programma bijzonder belangrijk, omdat onderzocht moet worden of de combinatie van kindfactoren en gezinsfactoren voldoende ontwikkelingsmogelijkheden biedt aan de gedraggestoorde jongere. De jongere ondervindt wanneer deze voorwaarden niet voldoende zijn een primitieve persoonlijkheid opbouw, vooral op basis van een ernstige stoornis in de objectrelaties (Mahler). In de loop van de ontwikkeling leert het jonge kind steeds meer onafhankelijk van de ouderfiguur te functioneren, en leert zichzelf te ervaren als onderscheiden en gescheiden van hen. Dit proces kan plaatsvinden door de internalisatie van overwegend positieve interactionele ervaringen met behoefte bevredigende, steunende en bemoedigende ouderfiguren, samengaand met gedoseerd frustrerende ervaringen met hen.
Bij een ongunstige verlopende separatie-individuatie proces tussen kind en het systeem blijft het kind, de jongere de volwassenen gebruiken voor het telkens op peil houden en brengen van zijn/haar continu te laag zelfwaarde gevoel. De jongere is in grote mate afhankelijk van de volwassenen, die hij/zij voor een constante positieve bevestiging narcistisch gebruikt. (hierin is de kwaliteit met de volwassenen, ouders, begeleiders van de relatie met hen in diepgang relatief onbelangrijk). De jongere heeft nog de aanpassingsfase nodig en dient de aanpassingscrisis eerst nog te overwinnen(overgang Fase II) opdat het tot objectconstantie kan komen met de vorming van overwegend positieve, redelijk geïntegreerde, matig ambivalent en relatief stabiele representatie. Hoewel het hierbij gaat over een relatieve stabiliteit. Het is ook bij volwassenen gelijk dat stabiliteit van de representaties afhankelijk is aan de reële ontmoetingen die wij hebben.
In Fase I van het Ervarend Leren Programma bij TELL-US is er sprake van een gedwongen scheiding van de jongere en de ouderfiguren met een maximale structurering waardoor de gedragproblemen snel verdwijnen en de positieve tegen overdracht een rol kan gaan spelen. In Fase II krijgt de jongere meer de ruimte om buiten het directe gezichtsveld van de “heropvoeders” de aanpassingcrisis aan te gaan en met hulp van de “heropvoeders”via frequente herhaling van vallen en opstaan en telkens weer het gebruik kunnen maken van de “veilige structuur”om deze crisis uiteindelijk te overwinnen.
In het Ervarend Leren Programma is onderwijs geïntegreerd in het programma als een privilege en vindt deze integratie plaats door een intensieve vorm van ambulante begeleiding van de vertrouwde begeleiders van het programma van TELL-US. Het onderwijs is ondeelbaar verweven in het programma ervarend leren(On Experiential Learning For Development). Het onderwijs staat altijd in relatie tot de taken die de jongere hebben in het programma en de eisen die gesteld worden aan de jongere in het normale leven. School is een PRIVILEGE en daardoor een belangrijk onderdeel van het ervarend leren.
Binnen de doelgroep van jongere met gedragproblemen met of zonder psychiatrisch component is een significante verhoging merkbaar van specifieke en aspecifieke leerstoornissen. De jongere hebben meestal een negatieve schoolcarrière met veelvuldige wisselingen, schorsingen, weinig cognitieve stimulatie, afwezigheid van “cognitieve funktionlust” en vaak een sociaalisolement door agressief gedrag ten aanzien van klas(leeftijd)genoten. Het doel van het totaal programma (Total treatment design) is op de langere termijn het (her)aankweken en inslijpen van een basisattitude die leidt tot het accepteren, verhoging van de concentratie ten aanzien van scholing(vooral gericht op de praktijk) en een positieve werkinzet(vermindering frustratietolerantie, verbeteren van de lichamelijke conditie, doorzettingsvermogen en vergroten van het zelfvertrouwen).